FEATUREDSpiritualiteit

Carl Jung en de dood

 een nuchtere blik op het grote mysterie

Er zijn mensen die de dood liever negeren, alsof hij vanzelf verdwijnt als je niet over hem praat. Carl Jung hoorde daar niet bij. Voor hem was de dood geen vijand, maar een onderdeel van het levensproces. Een deur, niet een muur.

Jung zag het leven als een boog met twee helften. In de eerste helft bouw je iets op: een identiteit, een loopbaan, een gezin, een ego. In de tweede helft begint de afbraak – niet als straf, maar als noodzakelijke beweging richting wijsheid en zingeving.
De dood, zei hij, is simpelweg de voltooiing van die boog. De laatste beweging in een dans die al bij je geboorte begon.

“De dood is het doel van het leven,” schreef hij, “en juist daarom moet men hem niet ontkennen, maar begrijpen.”


De dood als overgang, niet als einde

Jung geloofde dat ons onbewuste tijdloos is. Dat er iets in ons leeft wat ouder is dan wijzelf — een soort collectief geheugen van de mensheid. De dood is volgens hem geen zwart gat, maar een terugkeer naar dat grotere geheel.
Niet ‘weg’, maar ‘opgegaan’.

Hij was geen religieuze prediker, maar hij voelde wel dat de ziel iets is wat de grenzen van tijd en lichaam overstijgt. In zijn laatste visioenen sprak hij over licht, oceanen en een grote stenen toren — symbolen van overgang, rust en voltooiing.

Toen hij op zijn sterfbed lag in 1961, zei hij tegen zijn secretaresse:

“De wereld van de doden lijkt niet minder werkelijk dan de wereld van de levenden. Misschien zelfs helderder.”
En vlak voor hij stierf, eenvoudig:
“Ik ben tevreden. Alles is volbracht.”

Een man die zijn eigen dood begroette als een oude bekende. Daar kun je respect voor hebben.


Boeddha en de Stoïcijnen zouden het begrijpen

Boeddha leerde dat lijden voortkomt uit gehechtheid. Jung zei ongeveer hetzelfde, maar dan in psychologische taal: het ego moet leren loslaten om het “Zelf” te ontmoeten.
Beiden zagen de dood als een bevrijding van de illusie van afgescheidenheid.

De Stoïcijnen voegden daaraan toe: “Memento mori” — gedenk te sterven. Niet om somber te worden, maar om intenser te leven. Jung zou hebben geknikt: wie de dood ontkent, leeft half. Wie hem accepteert, leeft dubbel.


De moraal van het verhaal

We hoeven niet te doen alsof sterven een feestje is. Maar volgens Jung mag het ook geen taboe zijn. De dood hoort bij het leven zoals de avond bij de dag hoort.
Als je hem in de ogen durft te kijken, wordt hij niet grimmiger — hij wordt menselijker.

De truc is dus niet om de dood te verslaan, maar om vrienden met hem te worden.
Zolang je leeft, leef dan echt. En als je sterft, sterf dan bewust.

Zoals Jung het zelf zei, met de rust van iemand die het allemaal had uitgezocht:

“Het leven is een proces van betekenis vinden. De dood is slechts het laatste hoofdstuk daarvan.”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.